CRYPTO - Jean Boghossian
Boghossian heeft sculpturen gemaakt die zijn samengesteld uit gebrande modulaire volumes van polystyreen. De werken behoren tot de meest gedurfde sculpturen van de kunstenaar, vooral wat betreft het gebruik van vlamgevoelig materiaal dat, hoewel het in eerdere werken in verschillende standaardafmetingen en -diktes werd gebruikt, in dit geval is verkregen in een formaat dat is gemaakt in verticale structuren die Boghossian met de hand heeft verbrand, waardoor afgeschuinde hoeken en uitgesneden gebieden zijn ontstaan. De gladde, vlakke delen zijn gepolijst om schaduwen en kleurschakeringen te produceren die bijdragen aan de gotische spanning van het uiteindelijke werk.
In tegenstelling tot marmer of andere materialen met een andere dichtheid en gewicht, heeft polystyreen geen gereedschap nodig dat een bepaalde kracht kan uitoefenen, of speciale technieken om het vorm te geven. In plaats daarvan kan het worden gemodelleerd met elk mes of instrument dat grote of kleine hoeveelheden kan snijden of verwijderen zonder een bepaald risico op onbedoelde scheuren of andere problemen te creëren. De eigenschappen ervan hebben Boghossian's ideeën voor beeldhouwkunst gestimuleerd, waarvoor hij een uitgekozen standaard, in de handel verkrijgbare blokken heeft gekozen om met vlammen te modelleren, een techniek die echter een bijzondere expertise en snelheid van uitvoering vereist.
De geëxpandeerde structuur van de materialen smelt snel bij het verbranden, en dus moet de kunstenaar met de juiste snelheid en gebaren werken om de gewenste vorm- en kleureffecten te bereiken. Net als bij de vuurschilderijen van Boghossian is de beheersing van elk gebaar strikt gerelateerd aan de eigenschappen van het medium waarop het wordt gebruikt.
De bijzonderheid van deze vormen, verstoken van welke iconografie dan ook, uitgehouwen en verfraaid door Boghossians gebruik van vuur alsof de tijd hun transformaties heeft voortgebracht, doet denken aan oude stèles en aan de Armeense steen Khachkar (Kruisstenen) uit de twaalfde en dertiende eeuw. . Wiens plasticiteit een Eden-achtige aanwezigheid van voorouderlijke wezens oproept.
Zo verraden de vormen een onophoudelijke herhaling van gebaren, automatisme in de natuur, waarvan de enige noodzaak is dat 'aan elk onderdeel moet worden gewerkt', zodat bijna geen enkel gebied onaangeroerd is gebleven; inderdaad, sculpturen hebben sporen van gebaren die zo hardnekkig en geconcentreerd zijn in een aantal gebieden dat er zelfs holtes zijn uitgesneden. Het totemische morfologische resultaat is zeer uitgesproken, waardoor een herkenbare kwaliteit van animistische en noumenale plasticiteit ontstaat.